Viering voor thuis – ‘Hoop, dat is bijna niet te geloven’

Hoe hou je hoop als er juist alle reden is voor wanhoop? Ds. Aries van Meeteren pakt er een oud verhaal bij en ontdekt dat hopen soms hard werken is. Luister hier naar de viering of lees de tekst direct onder de player.

Online-viering Kerk met de Beelden, week 36

Welkom bij de Kerk met de Beelden. We staan vandaag stil bij doorschietdag, het beloofde land en een klein meisje. Maar voor we daartoe overgaan, willen we eerst uitspreken dat we deel uit maken van een groter geheel. Een geheel dat ons allemaal omvat en waarbinnen het uitmaakt wat we doen.

Hoe kunnen wij zorgen voor de aarde als wij niet zorgen voor elkaar?
Hoe kunnen wij zorgen voor elkaar als wij niet zorgen voor de aarde?

Antjie Krog, Broze Aarde, p. 7

Lieve mensen,

Het bericht viel bijna niet op tussen al het coronanieuws. Voor het eerst in vijftig jaar tijd viel earth overshoot day láter dan het jaar ervoor. Earth overshoot day? Letterlijk betekent dat ‘de mondiale dag van het doorschieten’. Het is de dag waarop we als mensheid meer hulpbronnen hebben opgemaakt dan de aarde kan produceren. En hoewel sommigen twijfelen aan de precieze berekening van de dag, geeft het wel degelijk iets aan, zeker als je jaar in jaar uit dezelfde formule gebruikt.

Afbeelding: overshootday.org

Volgens de club achter earth overshoot day schoten we dit jaar op 22 augustus door de grenzen van de aarde. Dat is 24 dagen later dan vooraf was berekend. Dat lijkt goed nieuws. Zo van: wat mooi dat we dit jaar de trend een keer hebben doorbroken! Maar daar was wel een coronapandemie voor nodig, met wereldwijde lockdowns. Dat doorschietdag weer in augustus valt is niet het gevolg van klimaatbeleid.

Eigenlijk moet ik er vooral van huiveren. Want ondanks die drie weken respijt hebben we als mensheid nog altijd gemiddeld 1,6 aardbollen nodig om te leven zoals we nu doen. Gemiddeld. Want als iedereen op aarde zo zou leven als in Nederland zouden er bijna 3 aardbollen nodig zijn. Drie aardbollen.

Foto: Pixabay

Als ik dat cijfer tot mij door laat dringen, zakt me toch wel een beetje de moed in de schoenen. En eigenlijk weten we dit al sinds 1972. Maar het tij keren – een échte trendbreuk realiseren – lijkt maar niet te lukken. Als we nog een leefbare aarde willen doorgeven aan komende generaties zal er toch iets moeten gebeuren, denk ik. Maar hoe? Ik merk dat ik zoek naar hoop. Dat heb ik nodig. En ik denk dat we dat allemaal goed zouden kunnen gebruiken. Maar hoop is nog best hard werken. En dat kan afschrikken.

We lezen Deuteronomium 1, de verzen 18 tot en met 33

Vanaf de berg Horeb zijn we toen verder gereisd door de grote woestijn. Want zo had de Heer, onze God, het tegen ons gezegd. De reis door die verschrikkelijke woestijn zullen we nooit vergeten. We reisden in de richting van het bergland van de Amorieten, tot we aankwamen in Kades-Barnea. Daar zei ik tegen jullie: ‘We zijn nu dicht bij het bergland van de Amorieten. Dat is het land dat de Heer, onze God, aan ons beloofd heeft. Wij moeten nu dat land binnengaan en het in bezit nemen. Dat heeft de Heer, de God van onze voorouders, tegen ons gezegd. Wees niet bang, en verlies de moed niet.’ Jullie kwamen toen allemaal bij mij en zeiden: ‘We willen graag een aantal mannen naar het land sturen om te kijken hoe het eruitziet. Zij kunnen ons dan vertellen hoe we moeten reizen en langs welke steden we komen.’ Ik vond dat een goed voorstel. Daarom koos ik twaalf mannen uit, één uit elke stam. Zij zijn het bergland in gegaan, tot ze in het Eskol-dal kwamen. Dat dal hebben ze helemaal bekeken. Ze kwamen terug met vruchten die ze daar geplukt hadden. Ze zeiden: ‘Het land dat de Heer, onze God, ons geeft, is prachtig!’ Maar jullie wilden niet verder reizen. Jullie wilden niet doen wat de Heer, jullie God, gezegd had. Jullie zaten te klagen in je tenten. Jullie zeiden: ‘De Heer heeft vast een hekel aan ons! Hij heeft ons alleen maar uit Egypte bevrijd om ons te straffen. Hij wil zeker dat de Amorieten ons straks allemaal doden! Wat is dat eigenlijk voor een land waar we heen gaan? Er wonen mensen die sterker en groter zijn dan wij. Er wonen zelfs reuzen! En de steden hebben allemaal heel hoge muren. Dat hebben de mannen die het land gingen bekijken, ons verteld. We zijn bang, we durven niet naar dat land te gaan!’ Ik zei toen tegen jullie: ‘Jullie hoeven echt niet bang te zijn voor die mensen. Want de Heer, jullie God, zal jullie leiden. Hij zal voor jullie vechten, net zoals hij in Egypte voor jullie gevochten heeft. En hij zal als een vader voor jullie zorgen. Net zoals hij altijd voor jullie zorgde in de woestijn, de hele reis lang.’ Ja, de Heer, jullie God, heeft jullie altijd geleid. Hij liet jullie zien waar jullie je tenten konden neerzetten. ’s Nachts ging hij voor jullie uit in een vuur, en overdag in een wolk. Maar toch vertrouwden jullie niet op hem.

Bijbel in Gewone Taal

Lieve mensen,

Vroeger op school leerde ik een liedje van Michel van der Plas dat als refrein had: “Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw, de hemel en de aarde.” En dat regeltje zongen we twee keer. “Van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde”, heette dat lied. Misschien kent u het ook wel.

Fragment: Volle Verzeek’ring

Ik vond het volgens mij vroeger wel een mooi lied. De coupletten waren een beetje droevig, met teksten over wat er allemaal nog niet deugt. En daarna kwam dat refrein, dat juist heel vrolijk klonk en wat we dus op school extra hard zongen.

De tekst is zonder twijfel troostend bedoeld. Zo van: hoe groot de moeilijkheden nu ook zijn, het wordt beter. Er komt een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Ooit. We hoeven er alleen maar op te wachten. Er wordt aan gewerkt.

Maar de woorden passen niet meer bij mijn godsbeeld. Ik geloof dat we als mensen in hoge mate zelf verantwoordelijk zijn voor wat er op aarde gebeurt. Als we willen dat er dingen anders gaan, zullen we de handen uit de mouwen moeten steken. Niks stil maar wacht maar.

Afbeelding: Free Bible Images

Dat zie ik ook terug in het verhaal aan het begin van Deuteronomium dat we hebben gelezen. Het volk Israël komt na allerlei omzwervingen door de woestijn aan de grens van het beloofde land. God zegt in het verhaal (via Mozes): ‘Trek maar binnen. Wees niet bang, verlies de moed niet.’ Maar het volk vraagt eerst om verkenners, een soort commissie die moet uitzoeken of dat binnentrekken wel mogelijk is en hoe dat dan moet.

De verkenners zeggen vervolgens: het kán, het land kan van ons worden en het ziet er prachtig uit! Maar helemaal vanzelf zal het niet gaan, zien ook zij. Het leven in dat land vraagt om een totaal andere bestaanswijze. Het zal afgelopen zijn met het nomadenleven. Voortaan moeten er huizen worden gebouwd en akkers geploegd. Dat is andere koek dan het verblijf in de woestijn waar het volk alleen maar manna hoeft te plukken onderweg.

De toekomst ziet er kortom mooi uit. Maar, zo zeggen de verkenners, we moeten er wel voor werken. Het gaat niet vanzelf. Geen stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw. Geen luilekkerland.

Nederlandse uitgave van Limits to Growth

En dat doet me denken aan de situatie van nu. De afgelopen 50 jaar zijn er bibliotheken gevuld met rapporten over de grenzen die zitten aan onze manier van leven. De titel van het rapport van de club van Rome uit 1972 luidde al ‘Grenzen aan de groei.’ De rekenmodellen zijn sindsdien een stuk nauwkeuriger geworden, maar aan de boodschap zelf is weinig gewijzigd: we moeten ons leven veranderen. We moeten aan de bak.

Maar we aarzelen. Alsof de ernst van de situatie niet echt wil doordringen, denk ik wel eens. De grootste problemen doen zich inderdaad ook niet in Nederland voor, hoewel ook hier de droogte voelbaar wordt. Het zijn in ons deel van de wereld vooral Zuid-Europa en delen van Noord-Afrika die klimaatverandering aan den lijve ondervinden. En dus zie ik bij ons nog nauwelijks echt doortastend klimaatbeleid van de grond komen. Het volgende kabinet mag ermee aan de slag.

Maar is het probleem niet veel te groot voor ons? Wat kunnen wij als gewone burgers doen? En door al die klimaatmaatregelen die nodig zijn, draait de hele economie toch de soep in? We kunnen het beter nog even aankijken, zeggen we dan. Stil maar, wacht maar. Ooit wordt alles nieuw. Maar hoe dan? Al die rapporten die zijn verschijnen, zijn over één ding duidelijk: eigenlijk hebben we de luxe niet meer om af te wachten.

Afbeelding: Free Bible Images

De Israëlieten barsten na het verhaal van de verkenners uit in geklaag. Ze willen terug naar vroeger, toen alles beter was. Er is geen haar op hun hoofd die eraan denkt om het beloofde land, de beoogde toekomst, binnen te stappen. En dat komt hen uiteindelijk op een verblijf van veertig jaar in de woestijn te staan, wat een symbolisch getal is voor een periode van crisis.

Hoe kunnen we dan hoopvol blijven?

Wat is hoop eigenlijk? De Tsjech Václav Havel zei het ooit wel mooi: “Hoop is niet hetzelfde als optimisme. Het is niet de overtuiging dat iets goed afloopt, maar de zekerheid dat iets zin heeft – ongeacht hoe het afloopt.” En daar zit voor mij de kern. In het stug vasthouden aan het goede en daarmee de toekomst ingaan.

Foto: Jaroslav Krejčí (Wikimedia Commons)

Ik moet denken aan het bekende gedicht van Charles Péguy: ‘Het kleine meisje Hoop’. Het is een lang gedicht, maar er staan de volgende regels in:

Geloof en liefde zijn als vrouwen. Hoop is een heel klein meisje van niks. Zij stapt op tussen de twee vrouwen en iedereen denkt: die vrouwen houden haar bij de hand, die wijzen de weg. Maar daarvan heb ik meer verstand, zegt God, ik zeg: het is dat kleine meisje hoop dat al wat tussen mensen leeft en al hun heen en weer geloop licht en richting geeft. Want het is dat kleine meisje hoop – je ziet het zwak zijn, bang zijn, beven, je denkt soms dat het zo onooglijk is – het is dat kleine meisje hoop dat de mensen zien laat, zien soms even, wat in het leven mogelijk is. Het geloof, zegt God, waar ik het meest van hou, de liefde waar ik het meest van hou, is de hoop. Geloof, dat verwondert me niet. Liefde, dat is geen wonder. Maar de hoop, dat is bijna niet te geloven. Ikzelf zegt God, ik ben ervan ondersteboven.

Charles Péguy, Le Porche du Mystère de la Deuxième Vertu (1910)
Girl with Balloon or There is Always Hope, version in South Bank (Dominic Robinson)

Ook bij Péguy laat hoop zien, soms even, wat in het leven mogelijk is. En zo kan hoop inspireren, aanvuren, ons laten geloven in mogelijkheden, ook als direct resultaat soms uitblijft. Waarom? Omdat we nooit kunnen weten wat ons doen allemaal in gang zet. Hoop is de moed om niet bij de pakken neer te zitten en toch dat beloofde land binnen te gaan. En dan wel te zien wat er van komt. Omdat het zin heeft, zo gelooft de hoop. Hoe dan ook.

Hoop gelooft ook dat als we allemaal, ieder met zijn of haar eigen kleine verwaarloosbare bijdrage, een wereldwijd probleem hebben veroorzaakt, we ook allemaal, met ieders kleine verwaarloosbare bijdrage, dat probleem kunnen oplossen. Want er ligt meer binnen onze mogelijkheden dan we misschien denken, zegt de hoop. En we gaan stap voor stap. Is niet alle vooruitgang te danken aan mensen die níet wachten tot anderen iets doen, zoals ik ergens las?

‘Hoop’ van kunstenaar Frans Hage (Foto: FaceMePLS, Flickr)

Daarmee is hoop wel hard werken. Soms is het ook zoeken naar zin, tegen de moedeloosheid in. Iets dergelijks las ik ook in een interview met de Vlaamse dichteres Moya de Feijter. Zij is de motor achter een collectief van 130 woordkunstenaars dat de bundel ‘Zwemlessen voor later’ heeft uitgegeven. Daarin staan gedichten over de klimaatcrisis.

De Feijter zegt in het interview dat het heel makkelijk is om somber te doen en een apocalyptische toon aan te slaan. Dat is zelfs wel lekker, zegt ze. Een uitlaatklep. Maar perspectief bieden op hoe het beter, milieuvriendelijker kan, is een ander verhaal. “Hoop bieden is gewoon hard werken.”

Ik eindig met een gedicht uit Zwemlessen voor later, getiteld ‘Welaan nu dit, ons leven’, geschreven door Martin M Aart de Jong:

We wentelden winkelden schoven alles door de dagen stapelden
we op huisvuil, de uren gingen scheep met uitgezwaaide spullen
we haalden plastic rozen in we versierden de glazen wanden
van ons spiegelparadijs we zagen schoonheid in onze verbloemde

ogen we zagen wit als krijt en bliezen zonnekanonnen leeg
op onze huid we moesten iets fatsoeneren we moesten ergens
zijn om ons een mens te weten we klikten ons ego aan
we knipten met onze vingers de mijnen leeg

de kinderen schreeuwden om een toekomst. We zeiden:
leef nu. Betaal later alles terug. De renteloze lente
kleurt zo fijn bij de kurkdroge zomerwijn!
We zouden jou toch niets aandoen.

Investeer in nieuwe wegen. Plastificeer
je benen zet ze tussen de wielen. We rijden.
De wereld ligt voor ons open. Bloed gutste
uit de tropen. IJsblokken smolten in onze cola.

De beren op de weg werden uiteengereten.
Lapjeskatten verzamelden reepjes stof.
Woestijnen smoorden in olie
en alle zachte woorden raakten op.

Hoe zetten we ons verstand in als statiegeld
Ruilen we wegwerpgebaren voor een toekomst
Kronkelen we langs bochten naar de ondergaande zon?
De weg is lang. De weg is lang.
We kunnen haar begaanbaar maken.

Martin M Aart de Jong

Moge het zo zijn,
Amen

Ik wil nu het Onzevader lezen in de woorden van de Zuid-Afrikaanse dichteres Antjie Krog:

Onze Broze Aarde die zich onder het universum uitstrekt,
laat Uw Bestaan ons heilig worden,
laat ons U zien als een koninkrijk,
laat ons goed voor U zorgen,
voor Uw oppervlak
als ook voor Uw diepten.
U geeft ons elke dag
ons dagelijks licht, getemperd water, fotosynthese en brood,
maar onze vervuiling kunt U niet vergeven,
ook niet hoe we elkaar mishandelen en vernietigen;
leid ons in de verzoeking om U boven alles lief te hebben
U te verlossen van alle etterende ontering.
Want U behoort dit punt in het heelal
en zijn kracht, zijn overvloed en zijn heerlijk evenwicht
tot in de oneindigheid
Amen

Antjie Krog, Broze aarde, p. 45

Het gebed van Antjie Krog komt uit haar boekje ‘Broze Aarde. Een mis voor het universum’. Daarin staat ook een zegen en daar wil ik graag mee eindigen:

Ga heen in vrede en verheerlijk de Broosheid van het Leven.
Gaan heen en verkondig de hymne van Water,
het rentmeesterschap over de Aarde en alles wat daarin, daarop en daaruit duurzaam bestaat.
Ga heen, word Verzorgers van de Aarde en tors het Juk van de kostbaarheid.
Amen

Antjie Krog, Broze aarde, p. 47

Tags: , , , , ,

Related posts

Comments are currently closed.

Top