Viering voor thuis – zin vinden: de munt in de vis

“Laat me zien waar ik voor leef,” zingt Marco Borsato in ‘De Bestemming’. Het is het lied van de zinzoeker in ons. Gelukkig hoeven we niet alleen maar zoekers te zijn. Luister hier naar de viering of lees de tekst direct onder de player.

Online-viering Kerk met de Beelden, week 38

Welkom bij de viering voor thuis van de Kerk met de Beelden. Fijn dat u luistert. Het gaat in deze viering over zoeken én zien, al is het soms maar voor even. Laten we eerst een moment stil zijn.

Geboren met verlangen
naar iets onbekends,
weten van de Ander
in ons hart gelegd.

Marijke de Bruijne

Lieve mensen,

Vrijzinnigen zijn zinzoekers, zeggen we wel eens van onszelf. Want het gaat bij ons meer om het zoeken dan om het vinden, meer om het stellen van vragen dan om het geven van antwoorden.

We houden de dingen graag open. Er is een mooi gedicht van Rainer Maria Rilke dat zegt: “Heb je vragen lief, heb geduld met alles wat onopgelost is in je hart en probeer je vragen met liefde te bezien, als kamers die gesloten zijn. Of als boeken in een volslagen vreemde taal. Zoek nog niet naar antwoorden.”

Afbeelding: Pixabay

Meer dan antwoorden drijven vragen ons voort. Maar dat wil niet zeggen dat we tot het bittere eind altijd maar op zoek zouden moeten zijn. Alsof we alleen maar alles bevragen. Alsof we tussendoor nooit eens antwoorden formuleren. We zijn toch ook, in ieder geval soms, zinvinders? Of, wat vromer gezegd, zinontvangers? Af en toe vinden we rust in een antwoord dat volstaat. Al is het maar voor even. Toch?

Ik kom erop omdat ik onlangs in mijn bijbel-app een dagtekst kreeg die me aanvankelijk niks zei. Het was een uitspraak van Jezus. De meeste teksten van Hem ken ik inmiddels wel. Maar deze keer ging er niet direct een lampje branden.

Wat blijkt? De tekst uit Mattheüs is buiten het leesrooster van de kerken gebleven. Misschien is ‘ie daarvoor ook wel te vreemd. Ik moest ‘m in ieder geval een paar keer lezen. Toen ik erover nadacht, bedacht ik me dat het zonde is dat de tekst zo onbekend is. Want er staat iets heel moois. Over zin zoeken én vinden.

We lezen Mattheüs 17, de verzen 24-27

Toen ze in Kafarnaüm waren aangekomen, kwamen de inners van de tempelbelasting bij Petrus en vroegen: ‘Draagt uw meester de dubbeldrachme niet af?’ Hij antwoordde: ‘Zeker wel!’ Toen hij thuiskwam, was Jezus hem voor met de vraag: ‘Wat denk je, Simon? Van wie innen de heersers op aarde tol of belasting? Van hun eigen kinderen of van anderen?’ Op zijn antwoord: ‘Van anderen,’ zei Jezus tegen hem: ‘Dan zijn de kinderen dus vrijgesteld. Maar laten we hen niet voor het hoofd stoten; ga naar het meer, werp daar je hengel uit en haal de vis die het eerst bijt van de haak. Als je zijn bek opent, zul je een vierdrachmenstuk vinden. Neem dat mee en betaal hun voor ons allebei.’

Nieuwe Bijbelvertaling (c)

Als tweede lees ik het gedicht ‘De Oester’ van Bette Westera (uit: Ik leer je liedjes van verlangen en aan je apenstaartje hangen)

Een oester uit het Hollands Nauw,
kwam bij de dokter, met zijn vrouw.
Mijn man, zo sprak zijn echtgenote,
mijn man is altijd zo gesloten.
Hij is heel lief hoor, daar niet van,
maar ‘k heb er zo weinig an.
Hij sluit zich op in zijn twee schelpen
en zegt: ik kan het ook niet helpen,
het is nu eenmaal mijn natuur.
Dat kan wel zijn, maar op den duur
dan wordt het saai, dat hele stille.
Och dokter, ik zou dolgraag willen
dat u eens ernstig met hem sprak
en hem voorzichtig openbrak.

De dokter fronste lang zijn voorhoofd
en zei: dat lijkt mij ongeoorloofd,
maar vindt meneer het een probleem
als ik een röntgenfoto neem?
De oester zweeg in alle talen.
De dokter ging zijn toestel halen.
Wie zwijgt stemt toe, dus komt u maar.
Het is in één minuutje klaar.

Ziezo de foto is genomen.
Als u er even bij wilt komen…
Wat zie ik daar? Och lieve help,
u hebt een parel in uw schelp!
Geen kleintje, nee, een hele grote!
Dus daarom bent u zo gesloten.
U denkt gewoon de hele tijd:
straks raak ik nog mijn parel kwijt.

Dat had de dokter goed gesnopen.
Héél langzaam ging de oester open.
Heel zacht ontsloot hij zich en zie:
daar lag de mooiste parel die
er ooit op aarde is gevonden.
Een onvoorstelbaar grote, ronde.

Zijn vrouw was zichtbaar aangedaan
en liet een zilte oestertraan.
Ze riep, van vreugde buiten zinnen:
Je bent zo mooi, zo mooi van binnen!
De oester zuchtte zachtjes: schat,
‘k wist niet dat ik het in mij had.
Hij nam haar teder in zijn schelpen
en zei: ik kon het echt niet helpen.
Ik wilde wel, maar ‘t ging niet, heus…
De dokter snoot ontroerd zijn neus.
Hij zei: ik raad u aan, heer oester:
ga door met opengaan en koester
met zorg en niet door angst geplaagd
de parel die u in zich draagt.

Bette Westera

Lieve mensen,

Een poosje geleden las ik in dagblad Trouw het verhaal van Lida van der Maat. Ze werd kort na de oorlog geboren in een groot katholiek gezin. Boeken waren niet in huis, maar wel missieblaadjes, tijdschriften over het katholieke zendingswerk wereldwijd. Daar keek ze graag in.

Ze herinnert zich met name een exemplaar met een groene kaft. Ze zegt in het interview: “Toen ik op zondagmiddag een keer in dat boekje zat te kijken, zag ik een plaatje van iemand met twee handen aan een stuur. Neem het stuur in eigen hand, dacht ik toen. Dat kan alleen jij.”

Foto: Pikist

Dat was voor haar het moment om te breken met de verwachtingen die het gezin van haar toekomst had: huishoudelijk werk bij boerengezinnen in het dorp. Ze ging in plaats daarvan de verpleging in en maakte carrière. Maar toen ze met pensioen ging en haar registratie als verpleegkundige zou kwijt raken, kwam in zekere zin het groene tijdschrift met een u-bocht weer terug in haar leven.

Want tijdens een vakantie in Gambia ontmoette Lida een Nederlander die daar in een klein ziekenhuisje werkte. Hij vroeg haar of zij hem wilde waarnemen als hij met verlof zou gaan. Dat gebeurde. Ze opende er een kraamafdeling en zou er drie maanden blijven. Ze voelde zich er ‘vervuld’, zo zegt ze in de krant.

Foto; Pxhere

Mooi hoe Lida van der Maat haar bestemming vond in de kliniek in Zuid-Gambia. En terugkijkend lijkt het wel of het zo moest zijn. Het begint al met dat missieblaadje uit haar jeugd en dat beeld van die handen aan het stuur. Voor haar geen bestaan als hulp in de huishouding, zoals dat van de meeste vrouwen in haar dorp destijds. Ze zocht haar eigen weg, haar eigen zin. En dat bracht haar, tientallen jaren later, in Afrika.

Niet iedereen zal het zo drastisch vergaan als Lida van der Maat. Maar we zoeken allemaal wel naar de zin, de betekenis van ons bestaan. Dat is een mens eigen. Die zin hebben we nodig. Want waar doen we het allemaal voor? Of zoals Marco Borsato het zingt in zijn lied ‘De bestemming’: “Laat me zien waar ik voor leef, laat me voelen wat ik geef, één moment zodat ik weet dat alles niet voor niets is geweest.”

En dan komt het refrein: “Oh, ik kan maar niet bevatten waar en waarom ik hier ben, zoekend naar een antwoord op een vraag die niemand kent. Oh, ik wil dit spel best spelen maar hoe moet dat als ik niet weet wat het doel is.”

Foto: Ano Life (Wikimedia)

Kijk. En die vraag die Marco Borsato stelt laten we niet graag open. We zoeken naar de zin, de zin van ons leven. En wat is het fijn als we ons zo nu en dan in onze zoektocht, ‘vervuld’ voelen, zoals Lida van der Maat. Maar wanneer is dat? Een Britse rabbijn zegt het wel mooi. Als wat we graag doen overeenkomt met dat wat nodig is, dan hebben we onze bestemming te pakken. Daar wil God dat we zijn, zegt de rabbijn.

In een Noorse detective las ik een wat minder verheven versie. Hoofdpersoon Harry Hole noemt het de zin van zijn bestaan dat hij doet waarvoor hij is ‘te gebruiken’. Volgens hem hoeven we wat we doen niet eens leuk te vinden. Maar ik denk, met de rabbijn, dat je het langer volhoudt als je wél aardigheid hebt in wat je doet.

Het gaat vaak mis als je wegloopt voor wat je eigenlijk voelt dat je moet doen. Als je op de verkeerde plek zoekt, geen nee zegt tegen werk dat niet bij je past. Je kunt keuzes maken die achteraf niet zo goed uitpakken. Je kunt teveel bezig zijn geweest met wat er van je wordt verwacht, het pad gaan dat anderen voor je hebben uitgestippeld. Of dat je nooit hebt durven zoeken naar wie je bent en wat bij je past. Zoals de oester in het gedicht dat we hebben gelezen.

Afbeelding: Needpix

Het is heel menselijk om bezig te zijn met wat anderen van ons denken, met wat anderen vinden wie we moeten zijn, hoe we moeten denken en hoe we moeten leven. Wat we op social media moeten kunnen laten zien bijvoorbeeld. Maar als dat afwijkt van wie we ten diepste zijn, kunnen we blokkeren. We voelen ons er niet goed bij. Er blijft dat verlangen in ons naar een ander leven. Een leven waarin wat we leuk vinden wél overeenkomt met wat nodig is. Noem het Gods bedoeling met ons leven, de parel die in ons ligt te wachten totdat hij mag schijnen.

Hier zie ik een mooie parallel met dat op het eerste gezicht nogal merkwaardige verhaal van Mattheüs. Merkwaardig vanwege de vreemde vraag waarmee het stukje begint. Opmerkelijk ook vanwege het antwoord van Jezus waar we niet zo snel iets mee kunnen. En dan is er nog dat slotvers dat wel uit een sprookje lijkt te komen.

Je kunt dan zeggen: het is een raar stukje, sla maar over. Misschien is dat ook wel wat de opstellers van het leesrooster hebben gedacht. Maar laten we een poging wagen om er chocola van te maken. Veel vertellingen van Jezus werken naar een climax toe. De clou zit dan aan het slot. En dat is volgens mij hier ook zo.

Dubbeldrachme uit Tyrus (numismatics.org)

Eerst wat achtergronden bij het stuk. Het draait om de tempelbelasting. Die bedraagt een dubbeldrachme, dat wil zeggen twee daglonen. Dat zou in onze tijd neerkomen op zeker 100 euro. Van het geld zouden de zogeheten toonbroden moeten worden betaald die wekelijks in de tempel worden neergelegd als een soort doorlopend graanoffer, allerlei andere offers en de tempeldiensten. Nu is er in Jezus’ tijd wat gedoe over. Sommigen vinden dat mensen die belasting eenmalig zouden moeten betalen, anderen zeggen dat dit jaarlijks moet. Maar die discussie mist het punt, zegt Jezus.

Jezus vindt dat ze de belasting helemaal niet hoeven te betalen. De klassieke uitleg van Jezus’ woorden is dat zoals een koning de fiscus niet op zijn kinderen afstuurt, zo zou God zijn volk niet voor de tempel laten opdraaien. Maar, denk ik dan… de tempelbelasting zou volgens de schrijver van het boek Exodus door God zelf zijn ingesteld. Dus zit Jezus’ bezwaar hier niet eigenlijk ergens anders?

Ik denk dat Jezus vooral een probleem heeft met wat er in zijn tijd met de tempelbelasting gebeurt. Koning Herodes is namelijk bezig om er het oppervlak van het hele complex mee te verdubbelen waardoor het grootste tempelplein in het hele Romeinse Rijk ontstaat. Het heeft allemaal weinig meer te maken met de opzet van het oorspronkelijke heiligdom. De belasting dient dan dus niet langer God, maar Herodes’ grote ego, zou je kunnen zeggen.

Afbeelding: Nederlands Bijbelgenootschap (Mikko Kriek)

God, zo lees ik Jezus’ woorden in Mattheüs, dien je niet door mee te doen aan die pracht en praal, aan die kijk-mij-eens-show. Maar ja, God helemaal niet dienen is ook niet de bedoeling. En dan volgt die climax met de munt in de vis. ‘Gooi je hengel uit en in de bek van de eerste de beste vis die hapt vind je een munt.’ Je kunt er je wenkbrauwen bij fronsen. Meent Jezus dit nou serieus? Het lijkt wel een goocheltruc.

Maar ik lees het zo dat Petrus de opdracht krijgt om te doen waar hij goed in is: vissen. Hij hoeft die munt niet onder een willekeurige steen te zoeken of ernaar in een akker gaan graven. Er komt geen ‘ezeltje strek je’ aan te pas. De beroepsvisser Petrus hoeft alleen een hengel uit te gooien. God dienen we door te doen waar we voor te gebruiken zijn, in ons dagelijks leven, op de plek waar we moeten zijn. Dat is onze bestemming. Voor Petrus was dat vissen.

Afbeelding: Free Bible Images

Die focus op wat nodig is, waar we voor te gebruiken zijn, zorgt ervoor dat we weg blijven bij de tempel van het dikke ik, van de schijn, de buitenkant, van de kijk-mij-eens. Dat maakt ook meteen de zorg van Lida van der Maat wat kleiner. Ze zegt verderop in het interview in Trouw, waar we het eerder over hadden, “Wanneer je iets voor een ander wilt betekenen, is de valkuil dat je het ook voor het goede gevoel in jezelf doet. Al lerende ben ik erachter gekomen dat het niet om mijn goede gevoel en eigen ideeën draait, maar om de vraag waar zij [d.w.z. de mensen in het Gambiaanse ziekenhuis] behoefte aan hebben.”

Ik ben zelf niet zo bang voor dat goede gevoel. We mogen zelf ook eer hebben van ons werk en onze inzet. Als dat maar niet het primaire doel wordt. Petrus vindt in het verhaal tijdens het vissen een munt die precies genoeg is voor de vereiste tempelbelasting voor twee personen, dus voor een ander en zichzelf. Niet meer en niet minder. Hij had bij wijze van spreken ook zeven munten kunnen vinden. Maar hij vindt er één. Wat hij doet is genoeg. Zijn dagelijks werk, waar hij zin in vindt, volstaat.

Vierdrachmenstuk uit Tyrus (numismatics.org)

Dat we ons zo van tijd tot tijd vervuld mogen weten, in het besef dat we zijn waar we moeten zijn, bezig te doen wat moet worden gedaan. Bezig met waarvoor we te gebruiken zijn.

Amen

Trouwe God,
Zinzoekers zijn we,
zoekend naar waar we voor zijn te gebruiken,
waar we passen in het grote verhaal.
Laat ons ook zinvinders zijn.
Help ons weer op weg
als we zijn gestrand in onze zoektocht,
als we ons vergissen of verdwalen.
Laat ons het gevoel krijgen,
al was het maar af en toe,
dat het klopt, dat goed is,
dat we zijn waar we nodig zijn,
dat we doen waar vraag naar is.
Dat we er
met wat we kunnen en willen
zijn voor mensen om ons heen,
voor de dieren, voor heel uw schepping.
Zo bidden wij U,
Amen

Moge de Eeuwige, die onze wegen kent en de plaatsen waar we uitrusten, bij ons zijn in onze taak op aarde en ons met liefde omringen en bij de hand leiden. Amen

Tags: , , , , ,

Related posts

Comments are currently closed.

Top