Het afscheid van ons kerkgebouw komt dichterbij. Na de Paasdagen leveren we de sleutels in. Een beladen moment. Op donderdag hebben we voor het laatst een tafelviering gehouden in de kerkzaal. Een wat weemoedig makend moment. Ds. Aries van Meeteren staat er tijdens de viering nadrukkelijk bij stil. Als uitgangspunt neemt hij weer het verhaal van een van de drie beelden op de gevel van ons pand. Dit keer het verhaal van Elia aan de beek Kerith.
Het kan: Wij willen dat het zo is
Wij hopen dat het zo wordt
Wij denken dat het niet kan
Wij zingen dat het zal zijn
En als er liefde is: dan zal het, al kan het niet
Dan kan het, omdat het moet
omdat het zó niet meer kan.(Huub Oosterhuis)
Iedereen die net verhuist staat voor de vraag: wat doen we met de lege wanden? Houden zo, of ogen ze dan toch wat kaal? Tja, ik zou het wel weten: een wandvullende boekenkast natuurlijk. Maar wat als het een beeldbepalende buitenmuur is?
Ik stel me zo voor dat kunstenaar Aart van Bennekum zich door ons gebouw uitgedaagd zag toen hij in 1960 langs onze fonkelnieuwe maar wat saaie buitengevel liep. Het verhaal gaat dat hij zelf met het voorstel kwam om de grote vlakken te verlevendigen met plastieken. En ja, zo’n aanbod sla je niet af, denk ik dan.
Misschien zocht Van Bennekum ook wel een mooie gelegenheid om zijn nieuwe pottenbakkersoven uit te proberen. Die had hij in 1960 gekocht om zich te gaan storten op het werken met klei, een kunstvorm die hij verder wilde verkennen. Hoe het ook zij, een nieuwe kerk en een kunstenaar van wie de handen jeukten om met zijn nieuwe oven aan de slag te gaan, dat bleek een ideale combinatie. En zo zijn wij de Kerk met de Beelden geworden – niet te missen in de Peulenstraat.
Het lijkt mij mooi om in de diensten rond de overgang van ons huidige gebouw naar De Parel stil te staan bij de voorstellingen die Van Bennekum voor ons heeft gemaakt. Op 10 maart hebben we stil gestaan bij het verhaal van de verloren zoon – was dat eigenlijk wel de jongste zoon die wegtrok? En vandaag, tijdens het laatste avondmaal in ons gebouw, pakken we er het verhaal bij Elia aan de beek Kerith, het beeld meest links op de gevel.
Het beeld vertelt het verhaal van een ontheemde man, op drift net als wij. Ook wij zijn door omstandigheden gedwongen op zoek naar een plek die ons voedt, ons in leven houdt als gemeenschap. En wij hopen die te hebben gevonden. En op dat verhaal van Elia bij de beek volgt een uitstekend avondmaalsverhaal, zoals we zullen zien.
De Tisbiet Elia uit Gilead zei tegen Koning Achab: ‘Zo waar de HEER leeft, de God van Israël, in wiens dienst ik sta, de eerstkomende jaren zal er geen dauw of regen komen tenzij ík het zeg.’ De HEER richtte zich tot Elia met de woorden: ‘Ga weg van hier. Ga naar het oosten en zoek een schuilplaats in het Keritdal, aan de overkant van de Jordaan. Drinken kun je uit de beek, en Ik heb de raven opgedragen je daar van voedsel te voorzien.’ Elia deed wat de HEER hem had gezegd, hij ging weg en trok zich terug in het Keritdal, ten oosten van de Jordaan. De raven brachten hem daar ’s ochtends en ’s avonds brood en vlees, en water dronk hij uit de beek.
Maar doordat het almaar niet regende in het land, viel de beek na verloop van tijd droog. Toen richtte de HEER zich tot Elia met de woorden: ‘Ga naar Sarefat, in de buurt van Sidon, en neem daar je intrek. Ik heb een weduwe daar opgedragen je van voedsel te voorzien.’ Elia ging op weg naar Sarefat, en toen hij bij de stadspoort aankwam, zag hij een weduwe die bezig was hout te sprokkelen. Hij riep haar en vroeg of ze een kommetje water voor hem wilde halen, zodat hij zijn dorst kon lessen. Terwijl ze wegliep om water te halen, riep hij haar na of ze ook een stuk brood voor hem wilde meenemen. ‘Zo waar de HEER, uw God, leeft,’ antwoordde zij, ‘ik heb niets meer in voorraad, alleen een handjevol meel in de pot en een restje olijfolie in de kruik. Kijk, ik heb net een paar takken geraapt om iets te eten te maken voor mij en mijn zoon. Als dat op is, zullen we van honger sterven.’ Maar Elia zei: ‘Maak u niet ongerust. Doe wat u van plan was, maar bak van wat u in huis hebt eerst iets voor mij en kom me dat brengen. Daarna kunt u voor uzelf en uw zoon iets klaarmaken, want dit zegt de HEER, de God van Israël: Tot op de dag dat Ik weer regen op de aarde zal laten vallen, zal er meel in de pot zijn en zal de oliekruik niet leeg raken.’ De vrouw ging naar huis en deed wat Elia had gezegd. En ze hadden elke dag te eten, zij, Elia en haar familie. Er was meel in de pot en de oliekruik raakte niet leeg, zoals de HEER bij monde van Elia had beloofd.
Enige tijd later werd het kind van Elia’s gastvrouw ziek, en wel zo ernstig dat ten slotte alle leven uit hem week. Toen zei de vrouw tegen Elia: ‘Wat heb ik u misdaan, godsman? Bent u soms naar me toe gekomen om mijn zonden aan het licht te brengen en mijn zoon te doden?’ ‘Geef mij uw zoon,’ zei hij, en hij nam de jongen van haar schoot en droeg hem naar boven, naar de kamer die hij in gebruik had, en legde hem op zijn eigen bed. Toen riep hij de HEER aan en vroeg: ‘HEER, mijn God, waarom treft U juist deze weduwe, die mij gastvrijheid verleent, door haar zoon te doden?’ Hij strekte zich driemaal over het kind uit, daarbij de HEER aanroepend met de woorden: ‘HEER, mijn God, laat toch de levensadem in de borst van dit kind terugkeren.’ De HEER verhoorde Elia’s smeekbede: de levensadem keerde terug in de borst van het kind, en het leefde weer. Elia nam het kind op, droeg het naar beneden en gaf het aan zijn moeder terug. ‘Kijk, uw zoon leeft,’ zei hij. Toen zei de vrouw tegen Elia: ‘Nu weet ik dat u door God gezonden bent en dat u werkelijk namens de HEER spreekt.’
(1 Koningen 17, 1-24)
Voor lege glazen potten en flessen kunnen we in Sliedrecht bij allerlei glasbakken terecht. De dichtstbijzijnde voor ons is die bij Parkzicht. Maar er staan er ook bij elke supermarkt. Ik wil maar zeggen, ik kom niet elke keer bij dezelfde bak. Net hoe het uitkomt.
Een paar weken terug viel mijn oog opeens op een sticker boven de opening voor het bruine glas van de container bij de Albert Heijn. Er stond een nogal intrigerende tekst op: ‘Who controls the weather’. Of wel: wie beheerst het weer. En dan in een pietepeuterig lettertje eronder: US Airforce & KNMI. Ik postte een foto van de sticker op Facebook. Mensen lachen. “Ed Aldus natuurlijk”, zeiden ze, de weerman van Rijnmond.
Ze hadden het zinnetje net als ik als een vraag gelezen. Maar een beetje googelen leert dat het geen vraag is, maar een gedeelte van een langere zin: “He who controls the weather controls the world.” Hij die het weer beheerst, beheerst de wereld. Het blijkt een slogan te zijn van een club die bang is voor hogere machten die het weer willen veranderen met chemicaliën. Om zo het zonlicht te dimmen of wolken witter te maken. Het speelde enorm in 2017, las ik. Maar goed, ik heb de sticker echt pas deze maand gezien.
Ik kom erop omdat ik er aan moest denken bij het lezen van de tekst uit 1 Koningen. De stickertekst had van de auteur van ons verhaal kunnen zijn. ‘Wie het weer beheerst, beheerst de wereld.’ De schrijver verwijst alleen niet naar geo-enginering. Hij ziet een heuse godenstrijd voor zich. God tegen Baäl, om precies te zijn. Jahwe, de God van Israël tegen Baäl, de vruchtbaarheidsgod van omliggende volkeren. En dan wint Jahwe. Hij zorgt voor droogte én brengt na een tijdje de regen terug. En dus zou het antwoord van de schrijver van 1 Koningen zijn: ‘God controls the world.’ Alleen kan ik er niet zoveel mee.
Het is zelfs een vraag of dat er eigenlijk wel staat, dat God het weer beheerst. Als we goed lezen lijkt het wel of Elia zelf die droogte regelt: “De Tisbiet Elia uit Gilead zei tegen koning Achab: ‘Zo waar de HEER leeft, de God van Israël, in wiens dienst ik sta, de eerstkomende jaren zal er geen dauw of regen komen tenzij ik het zeg.’” Nergens lezen we een opdracht van God. Het is het woord van Elia. Niets meer of minder.
Het komt op mij een beetje hoogmoedig over. Elia lijkt wel een God in het diepst van zijn gedachten. Het oogt alsof híj in controle is, dat hij alles zelf even regelt. Elia, de sterke man. Hij beheerst de wereld. Wie doet hem wat? En terwijl de wereld zucht onder droogte, zit hij daar lekker aan die Kerith, in die groene heuvels ten oosten van de Jordaan. En alsof hij Mozes zelf is komt er ook nog eten uit de lucht. Geen kwartels of manna. Dit keer wordt de catering door raven verzorgd. En er is water, terwijl om hem heen de droogte heerst. Wat kan hem het verder schelen.
Maar dan gebeurt er iets waar Elia niet op rekent. Die beek waar Elia veilig dacht te zitten, droogt uit. Misschien zou je kunnen zeggen dat zijn zelfverkozen eenzaamheid, zijn zoek-het-allemaal-verder-zelf-maar-uit-houding Elia hier de das om doet.
Ik krijg bij Elia aan de Kerith een beetje een gevoel als van het lied van Simon & Garfunkel: ‘I am a rock, I am an island’. Daarin zit een coupletje: “Ik heb mijn boeken en mijn poëzie om me te beschermen; ik ben beschut in mijn harnas, me verschuilend in mijn kamer, veilig in mijn binnenste.” Het lijkt wel het hyperindividualisme van vandaag de dag. We zoeken het zelf wel uit. We hebben niemand nodig.
Maar Simon & Garfunkel zingen ook: “En een rots voelt geen pijn; en een eiland huilt niet.” En dat zinnetje zingen ze met zoveel ingehouden pijn en verdriet dat je meteen aanvoelt: het is niet goed om alleen maar rots en eiland te zijn. Ik stel het me zo voor dat ook Elia ontdekt dat alleen maar alleen is. Zijn beek komt droog te staan. Een mens heeft anderen nodig om mens te zijn.
Dan is er in het buurland ten noorden van Israël een weduwe die zonder meel en olie komt te zitten. Ook zij is alleen – buiten haar kind worden geen anderen genoemd. En ook zij redt het niet. Ook haar bron droogt op.
En dan vind ik het diep ontroerend om te zien hoe die twee eenzame zielen elkaar vinden en door de droogte heen loodsen. Zíj biedt hem wat ze heeft aan voedsel en onderdak. En híj, stel ik me zo voor, helpt haar waar hij kan, op zijn eigen profetenmanier. En dán, terwijl ze elkaar bijstaan, raakt bij wijze van spreken het meel niet op en de oliekruik niet leeg.
Met een verhaal over een God als een man aan de knoppen die het weer en de wereld beheerst kan ik niet zoveel. Maar wel met een verhaal dat het weer kan gaan stromen als mensen elkaar ontmoeten, elkaar bijstaan, beschikbaar zijn. Als mensen een gemeenschap vormen waar iedereen welkom is en vrij om te zijn wie hij of zij ten diepste is. Zo’n gemeenschap kan als een bron worden.
We redden het vaak prima op onszelf. Maar meestal toch niet voor heel lang. De bron droogt uiteindelijk uit. Nieuwe mensen, nieuwe ideeën, allemaal voeding – om dat woord maar te gebruiken – om het weer te laten stromen in ons.
De kerk met de beelden wil ook zo’n plek van gemeenschap zijn, een plek van ontmoeting. En de Kerk met de Beelden wil dat blijven. Zo lang als het stroomt. En daarmee is de tekst van Elia en het-nooit-oprakende brood ook een verhaal voor vandaag, Witte Donderdag, de dag waarop wij avondmaal vieren, het feest van de gemeenschap. En van de dankbaarheid daarvoor.
We controleren niet het weer. En al helemaal niet de wereld. Maar we kunnen wel voor elkaar een bron proberen te zijn, voor de mensen om ons heen én hier, voor onze medezoekers die samen de Kerk met de Beelden vormen. In dit gebouw, maar straks ook in de Parel, De Donk, of waar we ooit nog eens belanden.
Moge het zo zijn
Aries van Meeteren