Paasvieringen zijn meestal feestelijk. Maar dit jaar valt Pasen samen met de laatste bijeenkomst in ons kerkgebouw, voordat we verkassen naar zalencentrum De Parel. Dat maakt dat er ook weemoed is en verlies. Ds. Aries van Meeteren staat vandaag, omdat alles toch al anders is dan anders, stil bij een apocrief Paasverhaal. Daar zit er iets in wat hij juist vandaag extra onder de aandacht wil brengen.

Lieve mensen,

Als ik easter egg zeg, dan denkt u aan… een paasei. Ja natuurlijk. Maar easter egg is ook de term voor grapjes, knipogen en verborgen boodschappen in bijvoorbeeld computerprogramma’s of games. Zo kon je in de jaren ’90 met de juiste verborgen toetscombinaties ineens een potje flipperen in WORD – u weet wel, die veelgebruikte tekstverwerker. Of vliegen boven een of ander mysterieus paars landschap in Excel. Leuk voor op het werk!

Vaker zie je easter eggs in films. Meestal zijn het wat cryptische aanwijzingen die vooral leuk zijn voor filmfanaten, zoals subtiele verwijzingen naar andere films. Of kleine grapjes, zoals van regisseur Alfred Hitchcock die altijd wel ergens zelf in zijn films opduikt.

Gastrol Alfred Hitchcock in The Lady Vanishes (1938)

Maar het kunnen ook duistere plotaanwijzingen zijn, zoals de sinaasappels in het eerste deel van The Godfather uit 1972. Zodra we sinaasappels zien, legt iemand binnen afzienbare tijd het loodje. Ik denk ook aan beeldgrappen in Indiana Jones. Neem nou de hiërogliefen in oude Egyptische graven in Raiders of the Lost Ark, waartussen je ineens tekeningen kunt zien staan uit de filmreeks Star Wars, van dezelfde producent.

Afijn, easter eggs. In het Paasevangelie van vanochtend zit misschien ook wel een easter egg, een aanwijzing waar je in eerste instantie overheen leest, een beeld dat iets anders wil zeggen dan-ie op het eerste gezicht doet. We lezen het verhaal uit het Evangelie van Petrus, het oudste apocriefe evangelie dat we kennen. De tekst volgt in grote lijnen de bekende Paasevangeliën, maar, zoals gezegd, met enkele bijzonderheden.

Maar in de nacht waarin de dag des Heren aanbrak, toen de soldaten om beurten getweeën de wacht hielden, klonk er een groot geluid uit de hemel, en zij zagen de hemelen geopend en twee mannen in een grote lichtglans vandaar neerdalen en naar het graf toegaan. En de steen die voor de ingang gelegd was begon vanzelf opzij te rollen en het graf werd geopend en de beide jongelingen gingen naar binnen. Toen de soldaten dat zagen wekten zij de centurio en de oudsten — want ook zij waren bij de wacht aanwezig —en terwijl zij hun nog aan het vertellen waren wat zij gezien hadden, zagen zij drie mannen weer uit het graf komen. Twee van hen ondersteunden de derde en een kruis volgde hen. En het hoofd van de twee reikte tot aan de hemel, maar dat van degene die zij bij de hand leidden stak boven de hemelen uit. En zij hoorden een stem uit de hemelen zeggen: „Hebt Gij de ontslapenen gepredikt?” en van het kruis kwam het antwoord „Ja!” Zij nu overlegden met elkaar of zij dit aan Pilatus zouden gaan melden. En terwijl zij nog beraadslaagden zagen zij de hemelen opnieuw geopend en een mens daalde neer en ging het graf binnen.
[…]
Vroeg in de morgen van de dag des Heren nam Maria Magdalena, een leerlinge van de Heer, haar vriendinnen met zich mee – uit vrees voor de joden, die brandden van toorn, had zij bij het graf van de Heer niet gedaan wat de vrouwen met de door hen beminde doden plegen te doen —en ging naar het graf waar Hij gelegd was. En zij vreesden dat de joden hen zouden zien en zeiden: „Nu wij op de dag dat Hij gekruisigd werd niet hebben kunnen wenen en weeklagen, willen wij het in elk geval bij zijn graf doen. Maar wie zal voor ons ook de steen die bij de ingang van het graf gelegd is wegrollen, zodat wij naar binnen kunnen gaan en naast Hem kunnen gaan zitten en onze plicht doen? Want de steen was groot en wij vrezen dat iemand ons ziet. Maar als wij het niet kunnen, willen wij tenminste bij de ingang neerleggen wat wij tot zijn gedachtenis hebben meegebracht; wij zullen wenen en weeklagen tot wij naar huis gaan.” Zij gingen op weg en troffen het graf geopend aan. En dichterbij gekomen bukten zij zich daar en zagen daar midden in het graf een jongeling zitten, schoon van uiterlijk en bekleed met een helder stralend gewaad. Deze sprak tot hen: „Waar zijt gij voor gekomen? Wie zoekt gij? Toch niet degene die gekruisigd werd? Hij is opgestaan en weggegaan. Maar als gij het niet gelooft, bukt dan en ziet de plaats waar Hij gelegen heeft en dat Hij daar niet is. Want Hij is opgestaan en dáárheen gegaan, waarvandaan Hij gezonden is.” Toen vluchtten de vrouwen bevreesd weg. Nu was het de laatste dag van het feest der ongezuurde broden en velen vertrokken uit Jeruzalem en keerden naar huis terug, daar het feest was afgelopen. Wij, de twaalf discipelen van de Heer, weenden en treurden, en ieder van ons keerde naar zijn huis terug, diepbedroefd over wat er gebeurd was. Ik, Simon Petrus en mijn broeder Andreas, wij namen onze netten en gingen naar de Zee. En bij ons was Levi, de zoon van Alfeüs, die de Heer …

(Uit: A.F.J. Klijn, Apokriefen van het Nieuwe Testament I (1984))

Hier eindigt het Evangelie van Petrus. Een nogal abrupt einde. De tekst is dan ook niet compleet. Vermoedelijk volgt nu het gedeelte dat de leerlingen gaan vissen in het Meer van Galilea, ook wel de Zee van Tiberias genoemd, wat we vinden in het Evangelie van Johannes. Maar zeker weten doen we het niet. Het verhaal heeft kortom een open einde. Ergens ook wel heel mooi, juist vandaag.

Evangelie van Petrus. Uit: Mémoires publiés par les membres de la Mission Archéologique Française au Caire t. 8, Fasc. 2 (1893)

Lieve mensen,

In de winter van 1886-1887 zijn Franse archeologen druk aan het graven bij een van de koptische kloosters in het Egyptische Akhmîm. Die plaats ligt aan de oostkant van de Nijl op 400 kilometer ten zuiden van Caïro. De archeologen doorzoeken onder meer de necropolis waar de kloosterlingen liggen begraven. Het oudste graf komt uit de 5e eeuw en het jongste uit de 15e eeuw.

De archeologen vinden in de graven – naast allerlei andere dingen – twee opmerkelijke boekjes. Eentje over wiskunde en eentje met religieuze teksten. De archeologen slaan vooral aan op dat boekje vol rekenkundige en geometrische sommen. Dat publiceren ze als eerste.

Maar dat tweede boekje blijkt bij nader inzien misschien toch spectaculairder. Het dateert uit pakweg de zesde tot achtste eeuw en telt 33 perkamenten vellen die samen vier apocriefe teksten bevatten. Teksten dus die niet in de Bijbel zijn terecht gekomen. Elk van die vier teksten blijkt te zijn geschreven in een ander handschrift. Het zijn twee fragmenten uit Henoch, een joods apocalyptisch geschrift, en verder een evangelie en een openbaring die aan Petrus zijn toegeschreven. Geen van de teksten is compleet. Het vermoeden is dat de monniken misschien met half leesbare boeken waren komen te zitten, waarvan ze de inhoud hebben willen redden.

Bisschop Serapion van Antiochië (foto: Joan Banjo, Wikipedia)

Het Evangelie van Petrus gaat vermoedelijk terug op een heel oude tekst. Rond het jaar 200 moet het al bekend zijn geweest. Tenminste, er is dan een bisschop van Antiochië, Serapion, die kerkjes in Syrië bezoekt. Hij ontdekt dat ze in het stadje Rhossos (tegenwoordig Arzus in Turkije) lezen uit een evangelie dat van Petrus afkomstig zou zijn. Hij keurt het ongezien goed, zo van: als het van Petrus is, dan moet het deugen. Maar terug in Antiochië hoort hij dat het boekje afkomstig zou zijn van een sekte. En dan doet de bisschop het Evangelie van Petrus alsnog in de ban.

Wat misschien niet zo gek is, want er staan een paar dingen in die nogal afwijken van wat we kennen uit onze Bijbelse Paasverhalen. Wat als eerste opvalt is dat de opstanding er nogal uitgebreid in wordt beschreven. De Bijbel is juist op dat punt nogal terughoudend. In de ons bekende evangeliën vinden de rouwende vrouwen een leeg graf. En dat is alles. Nergens staat beschreven dat Jezus het graf uitstapt. In het Petrusevangelie lezen we zoiets wél, in tamelijk bizarre beelden van enorme wezens die door hun omvang hemel en aarde lijken te verbinden. Hebben mensen de toch wat kale Bijbelse tekst op dit punt wat willen verduidelijken?

Nog veel curieuzer vind ik het kruis dat na Jezus uit het graf komt en dan ook nog wat zegt. Hééééél opmerkelijk. Ik moet zeggen: ik las het en ik raakte er door gefascineerd. Want we komen zo’n bewegend en pratend kruis in geen enkel ander Paasverhaal tegen, niet binnen en niet buiten de Bijbel. Ik lees er ook niks over in het nog maar net verschenen boek van Alfred Bronswijk, met de mooie titel: Het kruis. Biografie van een symbool. Wat is dat voor merkwaardig, grotesk en zelfs wat imponerend beeld, dat wandelende en sprekende kruis? Puzzel-de-puzzel-de-puzzel. En al lezend zat ik te denken: wat als het een easter egg is?

Dat moet ik even uitleggen. Kijk, het kruis kennen we natuurlijk als tamelijk universeel symbool voor het christendom of de kerk. Daarom is het vermoedelijk ook op deze kansel terecht gekomen. U kijkt er al naar zolang als het huidige kerkgebouw er staat. En het blijft hier, want het zit aard- en nagelvast aan het pand, zoals dat heet.

Kansel Kerk met de Beelden (Foto: Machiel Lock)

Nu is het kruis geen neutraal symbool, maar een uiterst gruwelijk martelwerktuig. Reden om het kruissymbool in de eerste eeuwen niet te gebruiken als bedrijfslogo voor het christendom, zo begrijp ik uit het boek van Alfred Bronswijk. We zien in de vroege kerk vooral het Ichtus-teken (het visje) of het Chi-Rho-teken, misschien wel easter eggs voor vroege christenen die in het geheim bijeen kwamen. Maar geen kruis. Want wie wil zich nu afficheren met die bizarre manier van terechtstellen?

En toch krijgt het kruis in het Evangelie van Petrus een opvallend nieuwe en prominente rol, nota bene bij de opstanding. Het kruis komt het graf uit en antwoordt op een vraag.

De achtergrond moeten we, denk ik, zoeken in het vroege oosterse christendom. Want ja, het boekje waarin het Evangelie van Petrus staat is gevonden in Egypte. Opvallend aan die oosterse richting binnen het christendom is dat het uitgaat van een collectieve opstanding. Dat is een heel verschil met het westerse christendom. De westerse kerk kent een Jezus die moederziel alleen opstaat uit het graf, ook al vinden we dat nergens expliciet beschreven in de evangeliën.

Maar de oosterse richting binnen het christendom kent dus een collectieve opstanding. En dat is, denk ik, de easter egg in het Evangelie van Petrus.

Collectieve opstanding (Foto: Wikipedia)

Volgens de oosterse traditie opent Jezus de poorten van de onderwereld en staat hij tegelijk op met iedereen die daar vastzit. Hij bevrijdt als het ware in één keer alle mensen uit het grijze niemandsland en brengt hen weer aan het licht. Sámen. En dát is volgens mij wat het kruis verbeeldt in het Petrusevangelie. Het is een kruisvormige processie van alle mensen die samen ‘Ja’ scanderen als hen wordt gevraagd of ze het goede nieuws hebben gehoord.

Oké, het blijft een mysterieus verhaal, die opstanding, of je nu de westerse of de oosterse variant neemt. Een verhaal dat onnavolgbaar is voor ons verstand. U heeft er misschien wel met gefronste wenkbrauwen naar zitten luisteren. Wat moeten wij nu nog met die wonderlijke voorstelling uit de tweede eeuw? Met dat wandelende en pratende kruis, dat beeld van die sliert mensen uit de onderwereld? Een beeld dat de Bijbel niet heeft gehaald en bij ons in het westen ook bepaald geen school heeft gemaakt, of het moet in het tv-spektakel The Passion zijn.

En toch.

Ik vind het collectieve eraan ook wel iets moois hebben. Het is een element wat wij hier in het westen soms een beetje lijken te zijn kwijt geraakt. Bij ons moeten we altijd alles maar zelf uitzoeken, onze eigen weg gaan, zo krijg ik soms de indruk. Zelfs onze gezamenlijke problemen benaderen we zo: verbeter de wereld, begin bij jezelf. En dat is ook vaak een goed begin, daar niet van. Maar we komen er steeds weer achter dat het zo niet altijd werkt. Dat het maar een deel is van het hele verhaal. Dat we ook elkaar nodig hebben om op te staan. En zo is opstanding óók iets collectiefs.

Dat zien we natuurlijk glashelder in het groot. De opwarming van de aarde dempen we niet met alleen minder vliegen en een paar zonnepanelen op het dak. Het uitsterven van duizelingwekkende aantallen diersoorten, de uitzichtloze oorlogen overal ter wereld, de almaar groeiende economische ongelijkheid, het wankelend vertrouwen in de democratie en de scheiding van de machten, allemaal problemen die te maken hebben met hoe onze samenleving is georganiseerd. En al die dingen kunnen we eigenlijk alleen goed collectief aanpakken. Maar hoe? Wist ik het maar.

Tegelijk werkt het op een bepaalde manier ook in het klein zo, denk ik. En dat is misschien wat grijpbaarder. Want ook voor onszelf geldt dat we elkaar nodig hebben. We kunnen het niet alleen, hoezeer we in het westen ook hebben geleerd dat we vooral zelf aan de slag moeten. Met ons zelf, aan onszelf. Individueel. Maar dat is dus maar de helft van het verhaal. We zijn geen eilandjes. Tijdens Witte Donderdag hebben we het daar ook over gehad. Zo autonoom als we onszelf soms denken, zijn we niet. We zijn relationele wezens. Zelfs ons ‘ik’ is een ‘wij’, zo las ik laatst ergens. We worden gevormd door elkaar, door onze naasten, zowel die van lang geleden als die van vandaag de dag. We bestaan uit tal van anderen.

Kruisprocessie (Bing Image Creator)

En ik denk dat als we dat eenmaal echt zien, dat er ruimte kan komen om anders in het leven te gaan staan. Dan zijn we misschien niet alleen meer geïnteresseerd in onszelf, maar krijgen we meer oog voor elkaar en wat een ander nodig heeft. Dan kunnen we gaan ervaren dat we deel uitmaken van een groter geheel. Een web van netwerken zelfs. En met een beetje fantasie kun je je met het Petrusevangelie dat web kruisvormig voorstellen. Een web dat zorg nodig heeft. En dat begint al klein. Met vriendelijkheid, oprechte aandacht, met ruimte voor elkaar, met appjes, een belletje, een bezoekje. Met liefde.

En ja, ook wij van de Kerk met de Beelden willen zo’n webje zijn. Ook wij zijn een geheel waar we ieder afzonderlijk deel van uitmaken. We zijn geen familie, buren of vrienden. We hebben elkaar niet uitgezocht. Maar we vormen wel een gemeenschap – van dingen delen, van ontmoeting, van geloof, hoop en liefde. Van dragen soms zelfs.

De afgelopen weken kwam dat nog op een heel mooie manier aan het licht. Tal van mensen hebben samen de schouders eronder gezet om de verhuizing soepel te laten verlopen. Om te doen wat nodig is om dit gebouw nog één keer aan te kleden voor de afscheidsreceptie, een Paasontbijt te regelen en waardig afscheid te nemen én om tegelijk de blik voorwaarts te richten. Dingen te regelen met het oog op de toekomst. Een hard gelag bij tijd en wijle. Maar ik heb allerlei mensen horen zeggen dat we er hechter door zijn geworden, de afgelopen tijd. We zijn als gemeenschap opgestaan.

Afscheidsreceptie Kerk met de Beelden

Hoe het straks zal gaan? Geen idee. Wat dat betreft eindigt het net zo open als dat wonderlijke apocriefe Evangelie van Petrus. Er staat geen punt, geen slotvers in de tekst. En toch gaat het verhaal verder. Net als ons verhaal, al weet niemand nog hoe het afloopt.

We kunnen nog eens opstaan als gemeenschap, ook straks in de Parel. En de Donk. Een nieuw begin maken. Zolang we samen proberen een thuis te zijn, een gemeenschap te vormen. Een groep van mensen die geloven in ontmoeting, in ruimte voor elkaar, in ‘samenheid’. En die gemeenschap zit niet in stenen, zo geloven we, hoezeer dit gebouw ook deel uitmaakt van wie we zijn. Maar de essentie zit in de mensen. In onszelf: wij die met elkaar het vermoeden willen voeden dat ons ‘ik’ ook van ‘wij’ afhangt. Dat we elkaar kunnen helpen opstaan, onszelf opnieuw uitvinden in hoe we in de toekomst samen ons geloof willen vormgeven – hoe we de vrijzinnigheid willen doorgeven. Keer op keer. Hier en in de Parel (of in de Donk).

Moge het zo zijn,
Amen