Het had een ‘theezakjesvraag’ kunnen zijn, maar het was een vraag die langskwam op Facebook. Iemand vroeg zich af wat mensen misten van ‘vroeger’. Sommigen noemden een bepaald soort snoepje wat al jaren nergens meer te krijgen is. Anderen wilden de V&D terug, de gulden of de SRV-wagen. Maar er was ook iemand die schreef: “Geloof in vooruitgang.”

Ik moet bekennen dat dat laatste antwoord me wel iets deed. Meteen opende het een deurtje in mijn bovenkamer. Weer zag ik de boekjes voor me die ik als kind verslond: de serie ‘Hoe en Waarom’ en niet te vergeten de tijdschriften Kijk, Natuur & techniek of Mens & Wetenschap. Stuk voor stuk vol verhalen die doordrenkt waren van een zeker vooruitgangsoptimisme.

Van fouten leren

Op de een of andere manier ging van die boeken en tijdschriften iets geruststellends uit. Zo van: “Zó zit de wereld in elkaar.” En: “Zó gaan we problemen een voor een oplossen.” Ze gaven me het vertrouwen dat het morgen zeker beter zou zijn dan vandaag, dat we ons als mensen voortdurend zouden blijven ontwikkelen en dat we zouden leren van fouten die we in het verleden hadden gemaakt.

Tja, de Facebookvraag deed me beseffen dat ook ik dat toch wat naïeve vooruitgangsgeloof van vroeger wel zo’n beetje kwijt ben. Soms denk ik wel eens dat er vooruitgangspessimisme voor terug is gekomen. En die kant wil ik helemaal niet op. Dan lijkt het net of ik vind dat vroeger alles beter was. Terwijl ik voor geen goud terug zou willen naar de tijd dat mensen overal maar rookten, naar de zesdaagse werkweek of naar auto’s zonder gordels. Maar misschien ligt het iets ingewikkelder.

Seattle Municipal Archives, City Light offices, 1960s (Flickr)

Zelfoverschatting

Filosoof John Gray schreef een paar jaar geleden een uitdagend boekje, getiteld Strohonden. Daarin stelt hij vast dat we uiteraard onmiskenbaar vooruitgang hebben geboekt op het gebied van techniek en wetenschap. Maar in ethisch opzicht maken we er nog altijd een potje van. Onze spullen worden beter, maar wijzelf ontwikkelen niet mee. De hoop dat de mens zich boven zijn eigen evolutionaire noodlot zou kunnen verheffen getuigt van een typisch humanistische zelfoverschatting, vindt Gray.

Scherp gezien. En misschien is het ook wel mijn leeftijd die maakt dat ik een paar illusies armer ben geworden. Maar Gray is mij weer te pessimistisch. De moderne mens bestaat nu zo’n 300 duizend jaar. Daarvan hebben we een kleine 290 duizend jaar als jager-verzamelaars geleefd. Dat betekent dat onze huidige manier van leven zo nieuw is dat we daaraan nog maar nauwelijks zijn aangepast. Als ik dat bedenk, dan doen we het eigenlijk zo slecht nog niet. Ja, de mens is soms een roofdier, zoals Oswald Spengler schrijft in De mens en de techniek (1931). Maar, zo bracht Johan Huizinga daar voorzichtig tegenin: ‘De mens kan willen geen roofdier te zijn.’

Clemens Vasters (Flickr), Neanderthal Museum Mettmann

Vallen en opstaan

We zijn tot veel meer in staat dan we misschien wel denken, zegt ook psycholoog Roel Verheul, die de mens een homo plasticus noemt. Mensen kunnen het tij keren, als ze willen. We zijn geen speelbal van de omstandigheden of ons genenpakket. Maar veranderen is wel hard werken, zo voegt Verheul eraan toe. En dus kiezen mensen, zo is zijn ervaring, geregeld voor de weg van de minste weerstand. En dat snap ik goed. De wereld is complex en we hebben op veel dingen nauwelijks invloed. Dat kan kopschuw maken.

Misschien is dat wat me, ondanks alles, blijft aantrekken in die aloude Bijbelverhalen: de schrijvers van al die bekende teksten dromen dat het anders kan. Maar ze zijn niet blind voor al onze angsten en tekortkomingen. Ze poetsen lijden en mislukkingen niet weg. Want het leven is tobben – ‘lucht en leegte’, schrijft de Prediker.

Moed van de hoop

Kiezen voor een betere toekomst, kan veel van ons vergen. Teveel soms. Maar met de Bijbelschrijvers hou ik me eraan vast dat we, ondanks alles wat er in de soep loopt, elke dag weer kunnen proberen er iets van te maken. Met de moed van de hoop, met het vertrouwen om verder te kijken dan de soms wat sombere feiten.

Komt daar mijn oude naïeve geloof in vooruitgang toch weer terug? Nou nee. De droom dat alles vanzelf goed komt en dat het morgen altijd beter is dan vandaag ben ik wel kwijt. Maar ik geloof wel dat we datgene kunnen blijven proberen te doen waarvan we denken dat het goed is, steeds opnieuw (hoe irrationeel dat John Gray dat misschien zal vinden). Omdat ik liever hoop dan wanhoop.

Aries van Meeteren