“Het regent en het is november: Weer keert het najaar en belaagt het hart, dat droef, maar steeds gewender, zijn heimelijke pijnen draagt.” Woorden van de dichter J.C. Bloem. Ik moet er altijd even aan denken als we richting de kortste dag van het jaar gaan. Dat komt ook omdat halverwege november de stukjes voor de Band moeten worden ingeleverd. Stukjes over advent, kerst, licht in de duisternis, vrede op aarde. En omdat ik een beetje last heb van vallende blaadjes, kost dat me ieder jaar wat moeite. Misschien dit jaar wel meer dan voorgaande jaren.

Waarom is het dit jaar anders? Omdat de tijden guurder zijn? Ik weet het niet. Halverwege de jaren ’30 verzuchtte historicus Johan Huizinga al in zijn klassieker ‘In de schaduw van morgen’ dat we in een bezeten wereld leven (en wij weten het, schreef hij erbij). Een recent verschenen boek van historicus Cor Hermans, getiteld ‘De uitgewiste horizon’, gaat wat verder terug en laat zien dat denkers al in de 19e eeuw zeker wisten dat alles naar de bliksem zou gaan. Filosofen, schrijvers en kunstenaars zagen hoe ‘echte’ cultuur had plaats gemaakt voor een ondraaglijke levensbeschouwelijke leegte.

Leegte voorbij

Precies dat is wat er volgens predikant Joost Röselaers en psychiater Esther Fenema ook vandaag de dag aan de hand is. In hun boek ‘De leegte voorbij’ laten ze tal van denkers, politici, wetenschappers en kunstenaars aan het woord, die er allemaal van overtuigd zijn dat de maatschappij een samenbindend groot verhaal ontbeert en daardoor als los zand is geworden. De teneur in het boek lijkt op wat Jany Roland Holst al in 1930 dichtte: “’t valt ál uiteen; het midden houdt geen stand; barre anarchie, het bloedverduisterd tij, wordt op de wereld losgejaagd.”

Als historicus mis ik in ‘De leegte voorbij’ een relativerende lange-termijnblik, een analyse die het huidige onbehagen in perspectief plaatst. Zijn de tijden niet geregeld bar en boos voor wie er middenin leven? Prediker wist al “dat wat er geweest is, dat zal er zijn, en wat gedaan is, dat zal gedaan worden; er is niets nieuws onder de zon.” En toch.

(c) Prometheus

Hoezeer ik dit alles ook weet, dit jaar lukt het me minder goed om me te onttrekken aan een zeker pessimisme. Hoe dat komt? Omdat ik ook maar mens ben en de tijden niet goed overzie. Er speelt zoveel tegelijk. Er woeden tal van oorlogen langs de periferie van Europa, met onvoorziene gevolgen voor de internationale machtsverhoudingen.

Tegelijk zijn andere problemen waar we wereldwijd mee te maken hebben nog bepaald niet weg. Ondertussen verrechtsen steeds meer democratieën. Ook de onze. Dat alles baart me zorgen. Wie is nog bezig met de lange termijn? Als iemand dan in de krant opmerkt dat we als vrije westen onze neus aan het poederen zijn op een zinkende Titanic, dan ben ik daar gevoelig voor.

Advent en kerst

Straks vieren we kerst, de belofte van het terugkerende licht. Terwijl ik het alleen maar donkerder zie worden. Ik weet met mijn hoofd natuurlijk ook wel dat er zonder donker geen licht is en zonder winter geen lente. Maar dat soort inzichten, hoe waar ook, raken mijn gevoel niet. Ik snap heel goed dat mensen de wereld ontvluchten in genotseten (als ik dit schrijf is de crompouce helemaal hot), tv-series kijken, hardlopen of mediteren om de wereld maar even te vergeten.

Afbeelding overgenomen met toestemming van Buitenhof.

Ik probeer naar hoop te speuren. Ik kijk naar de bemoedigende handdruk van rabbijn Awraham Soetendorp en imam Shamier Madhar in Buitenhof. Ik laaf me aan mensen die nog willen zoeken naar het midden, de gulden middenweg tussen ratio en gevoel, tussen ik en wij en tussen het religieuze vs. het seculiere. Omdat ik ervan overtuigd ben dat je vanuit het midden elkaar kunt vinden. Daar, in het midden, heb je het meeste overzicht over de complexe werkelijkheid waarin we leven. Maar hoe komen we daar?

Klein begin

Misschien zit er in het kerstverhaal toch iets van een wenk, een lichtpuntje, een perspectief in de chaos. Want kerst laat zien dat vrede op aarde, het beloofde welbehagen, klein begint. Zo klein als een kind in een voederbak, zo subtiel als de zon die, nauwelijks merkbaar, weer langer gaat schijnen. Het wordt weer beter.

Misschien zoeken we het antwoord op de problemen van onze tijd wel in te grote gebaren en willen we te snel aan de leegte voorbij. Houdbare veranderingen beginnen vaak onooglijk klein. Zo klein dat we er nog niks van zien. Het gaat stap voor stap. Ook dat is in de geschiedenis niet anders geweest.

Van: Geheugen van Plan Zuid (Lijn 24 aan zijn vroegere standplaats “Olympiaweg” in 1933) – fotograaf onbekend

Het was ook het antwoord van Martinus Nijhoff aan de wat sombere Johan Huizinga en zijn ondergangsstemmingen. Nijhoff kwam met ‘Voor dag en dauw’, een achttal sonnetten waarin hij niet de schaduw, maar de onstuitbare komst van de morgen centraal stelde. ‘Menselijke omtrekken’ noemde Nijhoff zijn gedichten. Het mooiste vind ik het derde sonnet over de trambestuurder die in de ochtendschemering aan zijn werkdag begint:

Verwachtingen en haren eenmaal grijs
zijn niet als nevelen van ‘t hoofd te vagen,
mijmert de trambestuurder, bij de slagen
der ruitenwissers, mogelijkerwijs.

De eerste rit is altijd weer een reis.

Aries van Meeteren